Water (winter, nieren en blaas)
Breng de armen naar voren en open de vorm. Buig langzaam voorover, het achterwerk naar achteren. Buig door de knieën en schep een kommetje water.

Hout (lente, lever en galblaas)
Breng de armen langs het lichaam omhoog tot boven het hoofd en beweeg de armen dan zijwaarts naar beneden en cirkel met de handen naar de buik. Breng vervolgens de handen, in een driehoek gevormd met de handpalmen naar voren, voor het hart.

Vuur (zomer, hart en dunne darm)
Draai met het lichaam naar rechts en duw de handen in een driehoek gevormd vanuit je hart naar de rechterzijkant, alsof je iets van je af duwt. Draai de handpalmen omhoog en breng de handen terug naar het hart,en maak dezelfde beweging vervolgens naar de linkerzijde en maak deze beweging op dezelfde manier af waarna de handen in een driehoek weer gekruist voor het hart komen.

Aarde (najaar, milt en maag)
Laat vanuit de vorige positie de handen vallen en breng ze in een cirkel terug, met de handen op elkaar voor de buik. Beweeg hierna in een vegende beweging de handen naar buiten waarbij de handpalmen naar beneden gericht zijn.

Metaal (herfst, longen en dikke darm)
Breng de armen, waarbij je als het ware een bal tussen de handen hebt, schuin rechts omhoog. Hierbij komt de linkerhiel van de grond. Ga dan terug naar het midden. Breng de armen dan recht beneden brengen en herhaal deze beweging, maar dan aan de linkerkant. Hierbij komt de rechterhiel van de grond. Sluit af door de armen zijwaarts omhoog te brengen tot boven het hoofd. De handen (met de handpalmen naar het gezicht gericht) zakken vervolgens naar beneden naar de dantien.

Al deze bewegingen gaan achter elkaar door als één vorm.